Juist gebruik van de sonische riemspanningstester STT-1

02/07/2019

Als ervaren monteur kunt u in de verleiding komen om de riemspanning op het gevoel te controleren, omdat u denkt dat het 90 graden draaien van de riem voldoende is om te bepalen of de spanning in orde is. Met de sonische riemspanningstester STT-1 kunt u met slechts een enkel gereedschap de riemspanning telkens weer nauwkeurig meten, zodat u een continue kwaliteit kan garanderen voor uw werk aan distributie- en Micro-V®-riemen met een manuele spanrol en daarnaast ook de hedendaagse stop-start systemen.

Riemen die u met de STT-1 kunt controleren

De juiste riemspanning is essentieel voor een optimale werking, levensduur en betrouwbaarheid, zowel voor distributie- als Micro-V®-riemen. Gelukkig is het eenvoudig om de spanning te controleren met de STT-1, die met behulp van frequentiesensoren controleert of de spanning juist is. Een groen lampje betekent dat de spanning juist is, dus u hoeft alleen maar de spanner in te stellen totdat het groene lampje verschijnt. Iets lastiger is doorgeven aan de sonische riemspanningstester welke toepassing u test. Hoe u dat doet, vertellen wij u verderop.

U kunt de sonische riemspanningstester STT-1 zowel op distributie- als Micro-V®-riemen gebruiken, mits ze zijn voorzien van vaste spansystemen. Dit apparaat is niet geschikt om riemaandrijvingen met een automatisch spansysteem te controleren.

  • Bij distributieriemaandrijvingen kunt u alleen de montagespanning bij nieuw gemonteerde riemen met de STT-1 testen. Het apparaat kan niet worden gebruikt om reeds in gebruik genomen distributieriemen te controleren.

  • Vanaf datachipnummer 006 (controleer de versie aan de hand van het nummer op de zijkant van uw spanningstester) kan de sonische riemspanningstester ook op Micro-V®-riemaandrijvingen worden gebruikt. Bij die aandrijvingen kan het apparaat worden gebruikt om zowel de eerste montagespanning als de spanning van gebruikte riemen te controleren.

Datachipnummer 006, de laatste versie van het apparaat

Datachipnummer 006, de laatste versie van het apparaat

Voordat u de STT-1 gebruikt: zelfdiagnose

Vóór elk gebruik moet het STT-1-apparaat een zelfdiagnoseproces doorlopen om te controleren of de sensoren goed werken. Voer hiervoor 999 in op het toetsenbord en druk op Enter. Er klinkt een licht zoemend geluid uit het meetelement. Plaats nu de meetkop met de sensoren in de uitsparing en druk er lichtjes op. Er moet nu een groen lampje gaan branden. Draai de meetkop en controleer de andere sensor. Het is mogelijk dat er eerst twee rode lampjes gaan branden. Als het groene lampje niet voor beide zijden gaat branden, is het apparaat defect.

STT-1: zelfdiagnose vóór gebruik

STT-1: zelfdiagnose vóór gebruik

De juiste frequentie zoeken

Alle relevante frequenties zijn op de datachip van de STT-1 opgeslagen, zodat u bijna elke riem tot de juiste spanning kunt afstellen. Dit voorkomt verwarring en u bespaart tijd omdat u geen lijsten en boekjes hoeft te raadplegen om te zien welke spanning juist is voor welke riem/toepassing. Met de STT-1 hoeft u alleen maar het nummer van de distributieriem in te voeren. Bij spanningstesters met datachipnummer 006 en hoger moet u mogelijk een speciaal codenummer gebruiken. Beide nummers zijn te vinden in de tekening in de online Gates-catalogus (zie technisch bulletin 021 op Gates TechZone voor meer informatie over het codenummer).

 

Technisch bulletin 021

Technisch bulletin 021

Meetproces voor distributieriemen

Bij gebruik van de STT-1 moet de motor koud zijn (dus op kamertemperatuur). De motor moet in de door de OE voorgeschreven stand staan voor het vervangen van de riem (meestal bovenste dode punt).

  • Span de riem.

  • Laat de motor precies twee omwentelingen draaien, tenzij anders aangegeven in de tekening van de online Gates-catalogus.

  • Voer het nummer van de distributieriem of het codenummer in met behulp van het toetsenbord.

  • Druk op Enter.

  • Als de chip de juiste gegevens bevat, wordt het nummer of codenummer op het display weergegeven.

Sommige distributieriemen worden echter in totaal verschillende motoren gebruikt. Na het riemnummer moet u een 1, 2 of 3 invoeren om aan te geven voor welke toepassing u test. Wanneer het geen XS-riem is (bijvoorbeeld 5043), voer dan 5043 in, druk drie keer op de knop XS/FI en druk op 1, 2 of 3, afhankelijk van de motor. (Wanneer u wilt achterhalen of de betreffende toepassing overeenkomt met een 1, 2 of 3: raadpleeg de tekening van de online Gates-catalogus).

Houd nu een van de sensoren op de plaats die in de tekening in de online Gates-catalogus met een is gemarkeerd (aan de buiten- of binnenkant van de riem). Houd deze dicht bij de distributieriem (op ongeveer tien millimeter afstand) en trek een paar keer zachtjes als een gitaarsnaar aan de riem om hem te laten trillen. Belangrijk: gebruik slechts één van de sensoren om de frequentie te meten! De andere sensor dient om omgevingsgeluiden uit te filteren en zo onjuiste metingen te voorkomen. Het apparaat piept wanneer er een Hz-waarde is waargenomen. Stel de spanning af totdat het lampje groen wordt. Als u helemaal geen piep hoort, wijkt de toegepaste spanning te veel af van de doelwaarde.

Houd de STT-1 op ongeveer 10 mm van de distributieriem

Houd de STT-1 op ongeveer 10 mm van de distributieriem

Meetproces voor Micro-V®-riemen

Voor een zo nauwkeurig mogelijk resultaat moet de spanningscontrole worden uitgevoerd op de langste vrije overspanning van de riem. De vrije overspanning is de afstand tussen het punt waar de Micro-V®-riem contact begint te verliezen met de schijf en het punt waar de riem volledig contact maakt met de volgende schijf. De vrije overspanningslengte waar de riemspanning wordt gecontroleerd, moet zeer nauwkeurig worden gemeten. Hiervoor kan de Gates-rolmaat worden gebruikt. Als u geen speciale rolmaat tot uw beschikking hebt, kunt u een gewone rolmaat gebruiken.

De rolmaat van Gates

De rolmaat van Gates

Bereid vervolgens de STT-1 voor:

  • tik op het cijfer 8 (om de STT-1 in de Micro-V® -modus te zetten).

  • voer de lengte in (in millimeter) die u met de rolmaat hebt bepaald (als de lengte minder dan 180 mm is, voer 180 mm in. Als de lengte meer dan 500 mm is, vul dan 500 in).

  • druk twee keer op de knop XS/FI totdat FI op het display wordt weergegeven.

  • voer 1 in voor een nieuwe riem of 2 voor een opnieuw gemonteerde riem (dezelfde draairichting!).

  • druk op Enter.

Op het display staan nu de waarden die u hebt ingevoerd. De sonische riemspanningstester is klaar voor gebruik.

De meetprocedure zelf is identiek aan die van de distributieriem:

  • houd één van de sensoren op ongeveer 10 millimeter van de Micro-V®-riem.

  • laat de riem trillen.

  • stel de spanner af totdat het groene lampje gaat branden.

Ook in dit geval filtert de tweede sensor alle omgevingsgeluiden uit voor een juiste meting.

Foutmeldingen

Tot slot laten we u een aantal foutmeldingen zien die op het display van uw STT-1 kunnen verschijnen.

Foutmelding 1

Foutmelding 1

  • Probleem: de STT-1 beschikt niet over informatie voor deze riem/code of de betreffende aandrijving heeft een automatische spanrol.

Foutmelding 2

Foutmelding 2                                                                                               

  • Probleem: fout in de datachip. De chip is niet goed geplaatst (de ruimte boven de chip is te groot).

  • Actie: verwijder de datachip en plaats deze weer terug (plaats hem daarbij naar de bovenkant van de opening).

Foutmelding 3

Foutmelding 3

  • Probleem: batterij bijna leeg.

  • Actie: vervang de 9 V-blokbatterij.